
(16-12-2006) Samen met een vriend heb ik een afspraak met andere leden van de vleermuizengroep bij het stationsrestaurant in Bergen op zoom. Na een hapje te hebben gegeten zal er om 14.00 uur worden verzameld bij het landgoed de Mattemburg. Tijdens de rit naar Bergen op zoom zien we onderweg veel ganzen en enkele buizerds en torenvalken. Als we op de parkeerplaats bij het restaurant uitstappen laat een groep kauwkes nog eens zien wat ze allemaal in hun mars hebben. Ik vind het prachtig dat deze, alledaagse en zo bij de stad behorende, vogel moeiteloos wend en keert, naar de afval zoekt en dit in ruime mate ook vindt. Ik besef dat wij zelf een erg vuile soort zijn die allerlei voedselresten maar laat rondslingeren. Dit zwerfvoedsel bepaalt mede het aantal kauwkes die hun schuwheid bijna geheel hebben afgelegd. Als opruimers zijn ze nauwelijks te vervangen. Hun deftige tred, hun zwarte verenpak, dat zwarte kopje met daarin lichtblauwe oogjes, die zacht grijze kruin en hun "ka ka"-begroetingen hadden al heel vroeg mijn jongenshart gestolen. Alleen Toon, ik en nog iemand blijven naar de vliegkunsten van de kauwkes kijken, de andere lopen zonder op te kijken naar binnen. Het is vijf voor twee als we de groep, waar enkele mensen uit het Bergse zijn bijgekomen ontmoeten. De groep wordt in drie kleine groepjes opgedeeld. Onze groep zal in het bos van de Mattemburg twee schuilkelders, die uit de Tweede Wereldoorlog stammen, onderzoeken. Bij de eerste schuilkelder wordt een ijzeren hekwerk geopend zodat we naar binnen kunnen. Het is zelfs dringen geblazen wie er het eerst naar binnen kan. Voor mij is zoiets onbegrijpelijk. Als ik uiteindelijk naar binnen kan, hoor ik aan de vreugdekreten dat er al diertjes zijn ontdekt. Links van de ingang zijn twee smalle kleine ruimten van ongeveer anderhalf bij anderhalve meter. De totale schuilkelder is gemetseld van rode bakstenen van het Boomse formaat. Ook de gemetselde gewelven bestaan uit deze steensoort. Het niet voegen van de muren en het gewelf, hebben het voor de vleermuizen erg aantrekkelijk gemaakt. In deze spleetjes kunnen ze goed overwinteren. De vloer bestaat uit los zand en kan zonder laarzen bezocht worden. De vreugdekreten nemen alsmaar toe. Vervolgens komt er bericht dat er in het midden van de twee gangen toch water staat. Heel voorzichtig kijken een andere deelneemster, Edith en ik naar de plekjes waar de diertjes slapen. Een van de baardvleermuizen, hangt, liggend op zijn rechterzij, half uit de voeg van de muur. In het gewelf steekt een watervleermuis half uit een smalle voeg. Steeds meer diertjes worden ontdekt, totdat een van de mensen aangeeft dat er in het achterste gedeelte een bruine grootoor geheel vrij hangt. We besluiten zijn drieën, omdat we geen laarzen dragen, toch maar terug naar de auto te lopen om laarzen op te halen. Als we daarna terugkeren, wordt verteld dat er mogelijk een franjestaart slaapt. Als ik de grootoor van zo dichtbij kan en mag bewonderen en ook werkelijk aan het gewelf zie hangen, stijgt er een warme gloed op in mijn lijf. Hoe is het mogelijk dat zulke tere tengeltjes een kleine ruwheid van de steen vinden om gedurende weken, misschien wel maanden, dit lijfje te kunnen dragen. Bijna helemaal ingesloten in haar vlieghuid, alleen het kopje steekt nog naar buiten, hangt ze daar. Haar oorschelpen heeft ze naar achteren gevouwen om zo min mogelijk warmte te verliezen. Prachtig hoe haar hele lijfje overdekt is met glinsterende pareltjes. Heel even opent ook zij haar kleine oogjes. Ik stel voor om de ruimte te verlaten. Voorin roept iemand dat een van de diertjes ontwaakt is en rondvliegt. Zo snel als mogelijk is, lopen we naar de uitgang. In het steeds zwakker worden licht van een van de zaklampen zie ik de vleermuis vliegen. Even later komt ze zo dicht bij me langs dat ik haar kan horen vliegen en zelfs haar oogjes kan zien. Haar hele zacht behaarde vlieghuid trilt. Als ze een tweede keer langskomt en vlak voor mijn neus keert, voel ik de werveling van de koele lucht die ze tijdens het vliegen verplaatst. Ik ben zo ontdaan dat ik zeker weet dat ik dit beeld mijn hele leven niet meer zal vergeten. Als we richting auto stappen merk ik dat naast het aanwezige "Mansgevoel" ook de lucht prachtig rood kleurt en voorzien is van kleine grijze wolkjes die op een strand lijken waar het nog maar net eb is geworden. Opnieuw besef ik dat ik een bevoorrecht mens ben geworden. Natuurtip: In de komende tijd zullen steeds meer groepen ganzen heen weer pendelen tussen zuidwest en het noorden. Ganzen waren al in Nederland voordat er de mensen waren. Mensen hebben hun gebieden afgenomen en hun voedsel vernield.
Terug naar overzicht