
(30-06-2007) Tegen de klok van 20.00 uur stal ik samen met mijn natuurvriend Ad mijn fiets aan de rand van de Rucphense hei. De nog fel gele zon koestert de heide. De witte zandpaden zijn zo vertrouwd met de nu nog donker gekleurde heide. Op de heide langs het fietspad zit een paartje roodborsttapuitjes.Verspreid op de heide klinkt nu het gesjirp van de verliefde veldkrekels. We hebben geluk, een van de krekels heeft zijn holletje op minder dan meter van het pad. Door mijn verrekijker kijkend is het alsof of ik naast hem zit en hem zelfs zou kunnen aanraken. Ik zie hoe hij met de grootste voorzichtigheid uit zijn holletje tevoorschijn komt, zich draait, en met z'n kop naar de ingang van het holletje keert, klaar om in zijn holletje te spurten wanneer er gevaar dreigt. Lang hoef ik niet op zijn liefdeszang te wachten. Hij tilt z'n doorzichtige vleugels los van zijn lijf en laat deze trillen en over elkaar schuren. Op deze wijze ontstaat het sjirpen en klinkt dit voor mij als een feestelijke welkom op de hei. In een van de eiken zit een boompieper met een bekvol eten voor z'n jongen. Op een meter of tien van mij vandaan hakt een groene specht spaanders weg van een oude boomstronk om bij de boktorlarven te komen. Ergens in een boomholte zullen ook zijn jongen verlangend wachten op zijn komst en de vangsten. Ik verlaat het brede zandpad en slenter over een wit, smal en kronkelig zandpaadje dat mij naar het midden van de hei voert. Opvallend zijn de ontelbare nachtvlinders laag boven de hei. Hun aanwezigheid is ook door een boomvalk opgemerkt. Het is een waar genot om, al is het na de zoveelste keer in mijn leven, de boomvalken op insecten te zien jagen. De nachtvlinders hebben voor mij een bijna onnavolgbare vlucht. Laag boven de hei vliegend grijpt een boombalk met z’n geel gekleurde poten de nachtvlinders. Daarna houdt hij de vleugels stil, brengt de mooie donkere kop met lichte vlekken naar de poten om het lijf van het gevangen insect naar binnen te werken. Bij de eerste vleugelslagen dwarrelen de insectenvleugels naar benee. Al wat gebeurd, gebeurd zo moeiteloos en met zoveel gratie. Als hij eenmaal een voor zich uit vliegend insect heeft ontdekt brengt hij met enkele diepe vleugelslagen zijn ranke lijf op snelheid en voor het insect is vluchten zinloos. Met de belichting van de ondergaande zon is dit een nauwelijks te beschrijven gebeuren. Meerdere keren komt hij op minder dan vijftien meter langs me vliegen. Een paar keer komt hij recht op me afgevlogen. Wanneer ik hem in mijn verrekijker gevangen heb, levert dit een plaatje op van z'n kopje dat ik nooit meer zal vergeten. Getroffen door dit plaatje lijkt hij zelfs tegen me op te vliegen. Ik haal snel de kijker van mijn ogen weg en merk dat hij op minder dan vijftien meter afzeilt en meteen een nieuwe aanval inzet en met succes. Zo plotseling als hij voor onze neuzen verscheen zo plots is hij weer uit zicht verdwenen. Wanneer de oranje zon achter de groene bossen is weggezakt, zijn er twee jagende boomvalken die mijn aandacht trekken. Ik hoop dat het een paartje is. Samen de fiets op om via het fietspad op zoek te gaan naar de ratelende zang van de nachtzwaluw. We hebben nog maar enkele honderden meters gefietst, als een nachtzwaluw vlak voor onze neuzen het fietspad oversteekt en via een jonge bosaanplant in de richting van de hei vliegt. Na een half minuutje klinkt zijn mooie kenmerkende, op een oude naaimachine, lijkende zang. Ik word er nog steeds diep door getroffen. Via een breed pad lopen we naar de plek vanwaar zijn ratelende zang klinkt. Op een open plek komt hij boven onze hoofden om zijn bruiloftsvlucht uit te voeren. De witte vlekken aan het staarteinde en in de vleugels zijn prachtig te zien. Ook het met de vleugels onder het lichaam tegen elkaar klappen zien en horen we. Minutenlang laat hij zich horen. Ad bootst de koewiet roep na en hij reageert furieus. Voor de tweede keer komt hij op minder dan drie meter boven onze hoofden. Daarna klinkt het ratelen vanuit een van de vliegdennen. Ad ontdekt hem zittend op een dikke, kale, neerhangende tak. Nog enkele malen komt hij, nadat Ad zijn roep nabootst boven onze hoofden. Afscheid nemen van een nachtzwaluw is erg moeilijk. Met weemoed scheiden onze wegen en ebt de mooie zang langzaam weg. Het is kwart over elf. Onze zorg voor het behoud van dit gebied zal na dit bezoek alleen maar groter worden. Om tien voor half twaalf ben ik thuis. Vroeger zagen mensen dat de nachtzwaluw insecten vingen tussen de rustende geiten, nam men aan dat de nachtzwaluw melk uit de uiers van de geiten dronk en zo kwam de nachtzwaluw aan de naam geitenmelker. Natuurtip: Beperk uw kuierkes tot op de paden. Het zou jammer zijn dat u mooie dingen vertrapt.
Terug naar overzicht