Ontmoeting mee ut Ossekopke

(24-02-2007) Het is een windstille en wat nevelige 24-ste december. Als ik door het raam naar buiten kijk in onze hof, zie ik dat aan het netje, met daarin olienootjes, een pimpelmeesje slingert. Zijn manier van hangen maakt het mij mogelijk om te genieten van het licht geel gekleurde buikje. Ik kan nu ook mooi zien dat zijn korte staartje aan de onderkant blauwzilver van kleur is en de kleine pootjes blauwgrijs kleuren. Driftig en met volle overgave pikt het pimpeltje kleine stukjes van de olienootjes. Zijn grote wendbaarheid en levendigheid stellen me ook in staat om zijn blauwgroene rugje met de daarin aanwezige dwarsstreepjes te bewonderen. Een tweede pimpeltje wil zich ook tegoed doen aan al dat voedsel. Het eerste pimpeltje zet zijn staartje en vleugeltjes breed uit om zich groter te maken en als een teken van "ik was hier het eerst”. Het andere pimpeltje vliegt naar een stukje ongezouten spek dat tegen de muur hangt. Ik merk wel dat je eigen groot maken ook in de dierenwereld helpt. Mooi is het kobaltblauwe schedeltje van zijn kopje, de witte wangetjes, met daarin de kleine zwarte kraaloogjes die op hun beurt weer gelegen zijn in een donker ogend oogstreepje. Zijn kruintje is vanaf het bekje wit, maar wordt naar achteren toe steeds mooier blauw. Het is een petje van het allermooiste blauw dat er bestaat. Handig en mooi, klein en met een gewichtje van een grammetje of dertien een waarlijk sieraad in je eigen hof zomaar voor mijn eigen raam. Handig haalt een pimpeltje het andere spekzwoerdje, dat aan een touwtje bengelt, met een pootje naar de dikkere tak toe waar hij zelf op zit om beter te kunnen snoepen. Een ineens is er weer die houding waarin het pimpeltje zich groter maakt. Zelfs een op het stukje spek uit zijnde en grotere koolmees geeft niet thuis. De alarmkreet van de koolmees laat mij rondkijken. Alle mezen duiken onmiddellijk in de meidoorn die enkele meters verder op staat. Enkele tellen later vliegt de sperwer in zijn typische vlucht voorbij. De kleine zangertjes weten dat de sterk gedoornde meidoorn hen veiligheid biedt. Deze keer komen ze er met zijn allen goed af, omdat de sperwer niet op jacht is. Na een minuutje keren de mezen weer terug bij de vetbollen en ander voedsel. Met de winter nog voor de boeg, een dalende temperatuur en lange koude nachten is er veel brandstof nodig om deze kleine lijfjes warm te houden. Hopelijk zullen ze daarin slagen. Ossekopkes, want zo noemde mijn moeder deze kleinste mees, hebben mij altijd bezig gehouden. Ik zag ze altijd als klein, dapper, er gewoon zijn en bengelend aan de dunste twijgjes van een boom of struik. Hun geringe gewichtje stelde ze in staat om op die plekken voedsel te vergaren waar de zwaardere koolmees en andere vogels niet bij konden vanwege juist dat zwaardere gewicht. Moeder natuur heeft dit netjes zo geregeld. Hun mooie, vriendelijke en voorjaarsaandoende zilveren lachje lieten ze begin januari al horen als de winter afwezig was of tijdens de winter als de dooi veroorzaakt door de warmere zuidelijke wind die Sprundel binnenstroomde. Het horen van het kanonnen gebulder van de Belze soldaten gaf aan dat de dooi doorzette. De warme zuidenwind was in aantocht. Tijdens de winter pikten ze driftig van het vet van de door mijn vader opgehangen pezerik, die het geslachte varken opleverde. Ook hier verjoegen ze grotere vogels. Als er wat van de pezerik overbleef, gebruikte hij deze later om er zijn grote spanzaag en ander gereedschap mee in te vetten om zo het roesten ervan tegen te gaan. Ik heb ze op de gekste plekjes zien en weten nestelen. In een buis van de mattenklopper, in een brievenbus, in fietsframe, een holle drooglijnpaal, een in een heg terecht gekomen deel van een oliestel of stroopbus en ga zomaar door. Nog steeds geniet ik met volle teugen van hun vlinderachtige hofmakerijvluchtjes als het mannetje in een boogje vanuit een boom naar een struik of nestplek zeilt om het vrouwtje te behagen. Officieel noemt met deze vluchtjes; baltsvluchtjes. Hun prachtige nestjes waren gemaakt met droge grasjes, veel mos, schapenwol en haren van honden en paarden. Hun soms wel tien jongen, die als je het deurtje van een nestkastje opende, hun gele bekjes allemaal gelijk opensperden. De ouders die van de vroege morgen tot de late avond in de weer waren met het vinden van insecten, rupsjes en ander dierlijk voedsel voor hun kroost. Hoe zij zich, hoe klein dan ook, pogingen deden om katten en andere vijanden met geluid en door zich zelf groot makend te verjagen. Hoe ze van de, door de melkboer, weggezette flessen met pap de zachte zilverkleurige afsluitingen van de fles haalden om zo van de pap te kunnen snoepen. Je moet maar op het idee komen. Natuurtip: Geniet vooral van het vogelgedrag in uw nabijheid en probeer er ook iets van te begrijpen. Terug naar overzicht