Mijn ontmoetingen met de bosuil

Auteur Mans de Jong

Februari 1983.


Het is begin februari 1983. Het is die dag erg mooi voorjaarsweer geweest. Rond 19.00 uur besluit ik om terug naar de Pannenhoef te fietsen om daar naar de voorjaarsroep van de steenuiltjes, ransuilen en hopelijk naar de kerkuil te luisteren. De volle maan zorgt voor een heldere avond. Er is zoveel licht buiten dat je goed kan zien. Het is heel apart. Onderweg hoor ik enkele steenuiltjes. Wanneer ik op de hoogte van de betonnen brug van de Bijloop ben, hoor ik in de Lokker de liefdesroep van de wintertalingen. Het heldere maanlicht verlicht de velden rondom de Pannenhoef, zelfs in het bos zelf is het niet donker. Het is erg stil. Ik zet mijn fiets achter tegen de Zwarte schuur en maak een kuierke rondom de Arendsberg. In ut Polderke hoor ik het nasale geluid van een ransuil. Als op de brede pad, dat naar de Zwarte schuur leidt geniet heel intens van het gebeuren. Ik zou hier altijd wel willen blijven. Bij de stenen schuur houd ik halt en luister. Het kan niet waar zijn. Ergens vanuit het Amerikaanse eikenbos achter het Bakhuiske klinkt even de roep van een bosuil. De uitspraak van districtbeheerder van Natuurmonumenten flits door me heen. Hij beweerde begin zeventiger jaren dat wij de hoop op vestiging van de bosuil in onze streek konden vergeten. En opnieuw klinkt de mooie bosuilenzang. Ik kan mijn oren niet geloven. Het klinkt steeds opnieuw en steeds weer vanachter het Bakhuiske vandaan. Ik ben tot aan het Bakhuiske gekuierd in de hoop om hem te zien te krijgen. Een tijdje wordt het stil. Ik ben ontdaan en voelde me erg gelukkig. Ik vind het zo ontzettend jammer dat ik hier alleen ben en met niemand anders dit moois en geluk kan delen. Een tijdje later klinkt opnieuw zijn betoverende zang. Ik besef dat dit de allereerste keer is dat Mans de Jong de zang van een bosuil hoort en dat mijn hersenen dit registreren. Ik merk dat het geluid van ergens anders komt, het heeft zich naar links verplaatst. Achter de Zwarte schuur staat een 160 jarige eik. Ik heb het idee dat de bosuil vanuit deze eik zingt. Met mijn verrekijker speur ik de boom af. Opnieuw kan ik mijn ogen niet geloven. Bijna boven in de boom zit de bosuil voor de maan. Minuten lang tuur ik bijna wezenloos door mijn verrekijker naar het plaatje, een volle heldere maan, een honderd zestig jarige eik, met daarin voor die maan een zingende bosuil. Mooier kan een eerste ontmoeting met de bosuil nooit zijn. Urenlang heb ik voorzichtig gekeken en al dat schoons in me opgenomen en heb ik mijn Mansgevoel alle vrijheid gegund. Heel laat ben ik door de heldere nacht naar huis gefietst. Thuis maakte ik mijn vrouw wakker om haar het verhaal te vertellen. Wanneer ik de naam van de bosuil hoor of tegen kom verschijnen altijd deze beelden vanzelf. Ik ben blij deze gave om beelden uit het verleden op te roepen te bezitten. Het is een gave die Moeder Natuur me heeft gegund en ben daar heel dankbaar voor. De bosuil op de Pannenhoef is een verrijking voor mijn streek. Ik denk er met veel genoegen aan.

Op de Oude Buissche heide.
Het is ergens in juni 1995. Mijn natuurvriend Kees belt me of ik zin heb in een kuierke op de  Buissche heide. Hij vertelt me dat hij iets heel moois heeft ontdekt n.l. drie al grote jonge bosuilen in een douglasspar. Ik stap op de fiets en rij zo snel als ik kan naar Cafe in den Anker waar Kees al op me staat te wachten. Via Diengend kuieren we naar het huiske waar de Krom ooit heeft gewoond. In een van de sparren die langs het fietspad staan zitten drie zachtbruine, jonge bosuilen zich te koesteren in de late zacht oranje avond zon. Hun grote zwarte ogen volgen elke beweging die wij beneden op de grond maken. Ik kan er mijn ogen niet afhouden. Wat zijn ze mooi en zomaar langs het fietspad. Op de bosbodem ziet het wit van de stront en er liggen ontelbare braakballen. Zelfs vanaf het fietspad zijn ze goed te bewonderen. Volgens Kees hebben ze in de nestkast in de tuin bij het huiske gebroed. Enkele weken geleden heb ik hier nog stilgestaan om een kleine bonte specht te bewonderen en heb ik nog naar de nestkast gekeken en niets ontdekt. Volgens Kees zouden er dit jaar op vier verschillende plekken hier bosuilen hebben gebroed. Na een tijd genoten te hebben, want je komt er nooit op uit gekeken, zijn we met een beleving rijker, terug naar Cafe in den Anker gekuierd. Het naar huis fietsen heb ik nauwelijks ervaren. Mijn tocht naar huis ging in een wolk van geluk.

Natuurtip:Uilen zijn prachtige vindingen van Moeder Natuur

Terug naar overzicht