
Auteur Mans de Jong (29-11-2007)
Niets meer van al dat schoons van weleer. De tarwe op de oude bolderplaats is geoogst. Het stro is op de korenakker achtergebleven. Op het rechter gedeelte, langs de korenakker, bloeit een veldje met boekweit. Sommige boekweitplanten dragen witte, andere planten dragen zacht roze bloemen. Midden op het hoogste gedeelte staat nog steeds het akkerkotje. Een oud veldschuurtje, dat wij als schuilhokje gebruikten, om de korhoenders te observeren en te bestuderen. Bij het zien van het akkerkotje raak ik opnieuw ontroerd en welt er traanvocht in mijn ogen. Jarenlang heb ik het geluk gehad, om samen met andere mensen, de bruiloftsrituelen van de korhoenders mee te mogen beleven. Terwijl ik verder kuier verschijnen al die mooie beelden van de korhoenders weer. Ik vind het nog steeds onbegrijpelijk en onaanvaardbaar dat bijna niemand in Nederland zich druk heeft gemaakt over de dramatische achteruitgang en verdwijning van de korhoenders. Het is kennelijk veel gemakkelijker om je mond open te doen over het behoud van de panda ergens in China. Het is kennelijk de macht van de boerenorganisaties. Hun arrogante opstelling zal hen op den duur de kop kosten. De schade aan natuur, milieu en landschap zal onvoorstelbaar zijn. Maar ja, wie zijn die geitenwollen sokkendragers? Het gemis van de korhoenders is voor mij bijna ondraaglijk geworden. Ik kuier hier, hoe gek dan ook, met een brok in mijn keel. Regelmatig heb ik het gevoel te gaan janken. Janken om het gemis, janken om de kwalijke rol die Natuurmonumenten, volgens mij, hier ter plaatse heeft gespeeld. Een rol van nalatigheid. Natuurmonumenten zaaide pas granen en boekweit toen het koerende, sissende en blazende geluid van de korren voorgoed was verstomd. Al onze adviezen werden door de toenmalige beheerder volkomen genegeerd. Hij was immers diegene die uit een andere streek dan Brabant kwam en net deed alsof hij hier tussen de korren was opgegroeid. Mede door zijn arrogante houding is hij mede verantwoordelijk voor het verdwijnen van het korhoen uit mijn geboortestreek. Voor me vliegt een tapuit. Het witte gedeelte in zijn staart is zo passend bij de streek. Hij zet zich op een van de molshopen neer. Door mijn verrekijker gezien, ben ik in staat om hem als het ware aan te raken. Dat alleen al geeft me opnieuw mijn ”Mansgevoel”. Ik ken deze warme zand- en grijskleurige vogel al uit mijn kinderjaren. Mijn vader noemde hem houtsmachter. Hoe dichter ik het heidegebied Kerstendijk nader, hoe nerveuzer ik word. Ik stap het prikkeldraad over en ga heel voorzichtig op zoek naar de honderden klokjesgentiaantjes die hier in 1984 nog groeiden. Na wat zoeken, ontdek een van de groeiplaatsen. De plek is onherkenbaar veranderd. Ik schat dat slechts één procent van de plek nog maar uit dopheide bestaat. Toen bestond de plek voor zo'n 80 procent uit gezonde dopheide versierd met, tientallen, blauwe klokjes. De jonge grove dennetjes en eikjes van toen zijn meer dan volwassen geworden en hebben het zonlicht voor de dopheide en klokjesgentianen weggenomen. Na veel en lang zoeken, vind ik nog maar vijf gentiaantjes terug. Op hun blauwe bloemblaadjes ontbreken de eitjes, de rupsjes en de vraatsporen van de rupsjes, van het gentiaanblauwtje. Hier vond ik voor het eerst in mijn leven plantjes met de witte stipjes op gentiaanblauw en hun vraatsporen. Ik herinner me mijn blijdschap van toen. Helaas het is niet meer. De gentiaanblauwtjes zijn verdwenen. Wat teleurgesteld in Natuurmonumenten, over het hier gevoerde beheer, kuier ik terug naar de plek waar ik mijn fiets heb neergezet. Mooie woorden, lieflijk wonen en een dik salaris zijn kennelijk vele malen belangrijker dan je terrein goed beheren. Mijn boze gevoel duurt voort tot aan de boekweitakker. Haar schoonheid verdrijft mijn boosheid. Word ik geroerd door zoveel schoonheid. Terug bij mijn fiets bespeur ik niets meer van mijn boosheid en besluit om, lekker tussen de korenakker en het heiblokske, te gaan zitten. Zittend wachten op de dingen die gebeuren gaan. Wordt vervolgd.
Terug naar overzicht