De smaak van augustus
(26-08-2006)
Na de grote hitte van juli is augustus met zijn normale temperatuur en de regenbuien voor mij een stuk aangenamer en een reden om er wat meer op uit te trekken. Uit mijn jeugd herinner ik me augustus als de warme vakantiemaand met onweersbuien die de warme straatklinkers in de St. Janstraat in Sprundel naar de geur dampende verse regen liet ruiken. Voordat de onweersregen losbarstte, mocht ik altijd met mijn vader mee naar “Kriest van Saorestrotje” om vandaar naar de prachtige wolken en “ut wierlichten” te kijken. Na zo’n wierlicht was er altijd het gerommel van de donder. Mijn vader maakte mij wijs dat dit gerommel veroorzaakt werd door Donar, en dat hij het was die met zijn strontkar door de lucht reed. Soms was de ene slangvormige wierlicht nog mooier dan de andere. Als de eerste grote druppels vielen, liepen we rap naar huis om voor het raam staande, het onweer verder gade te slaan. Prachtig vond ik de bellen die de grote druppels in de jonge plassen maakten. Nog altijd ben ik mijn vader dankbaar dat hij mij leerde omgaan met het onweer. Gewoon omdat bang zijn niet helpt. Samen met mijn vader heb ik naar de schoonheid van luchten leren kijken en deze waarderen. Het is begin augustus als ik op de fiets in alle vroegte door Sprundel rij en vaststel dat Sprundel nog in diepe rust verkeert. De rust doet me efkes denken aan mijn jeugd met nauwelijks auto’s en veel hoefge-trappel en het knarsen van de kar-wielen. De verlichte kerkklok wijst kwart over vijf. De kauwkes en de meeuwen ruimen de laatste frietresten op als product van de wegwerpmaatschappij. Enkele vleermuizen vliegen hun laatste rondjes bij de oude pastorie en zullen weldra hun dagverblijf opzoeken. Ik besef dat ik net als zij een zoogdier ben met echter dit verschil dat zij kunnen vliegen en ik mijn fiets zal moeten trappen wil ik op de Panhoef geraken. Alle laagten in het landschap zijn gevuld met witte wollen neveldekens. Het zijn plekken waar ik als kind in de winter kon slidderen en schetsen. Deze laagten stonden blank en de vorst had het water omgevormd naar ijs. De gedachte alleen al smaakt honingzoet. Fietsend door “het Botterstrotje” herinnert me aan de mooie oude en statige eiken die hier het landschap sierden en die zo plots gekapt waren. De toen enige bekende groeiplaats met adderwortel die door puinstortingen verdwenen is. Wat jammer nou dat de enige nog overgebleven groeiplaats van deze soort voor de gemeente Rucphen nu nog slechts te bewonderen is in de heemtuin. Het ”wieuw, wieuw” van een steenuiltje, dat gezeten is op een lantaarnpaal, laat de herinnering aan de teloorgang van de adderwortel voor wat het was en maakt me vrolijk. In de zomereiken langs de Oosteindseweg koeren de houtduiven en zingt een vink een van zijn laatste Suskewietjes. Twee witte koeistouwerkes rapen de, door het verkeer gedode, insecten van het wegdek. Hun naam danken ze aan hun gedrag als ze zich in de buurt van koeien ophouden. De lopende koeien jagen de insecten op die dan door de koeistouwerkes opgepikt worden. Een mannetjes sperwer steekt snel en laag de weg over op zoek naar prooi. Op de nok van een oude schuur zit het tweede steenuiltje van deze morgen. Ik ervaar dit als geluk, maar ja, je moet toch onderweg zijn. Ik zou dit alles hebben gemist als ik onder de wol was gebleven en opstaan was mijn keuze voor de ze morgen. Aan de linkerkant staat de laatste boerderij van Sprundel. In mijn jeugd was het ook een café met twee mooie oude beuken er voor. Beiden hebben de tand des tijds niet overleefd. Het beekdal van de Zwarte Blikloop is gevuld met nevel. Aan het einde van het beekdal gloort de nieuwe dag. Ik stap van mijn fiets en kuier, gehuld in de frisse nevel, naar het laagste punt waar het water rustig kabbelt. Ik ervaar de frisheid van de jonge morgen altijd als een teken van leven. Ik weet dat ik leef en kan waarnemen. Gevoel is een van de belangrijkste zintuigen die Moeder Natuur ons heeft geschonken. In de richting van de Kolkstraat ligt een groot veld, met bloeiende rode klaver. Een eens zo’n mooie eik staat er nu bladerloos bij. Voor de ruilverkaveling stond de eik op een perceelscheiding. Door het samenvoegen van twee percelen is hij midden in een grote maïsakker terechtgekomen. Ik besluit om te voet verder te kuieren. Op het hoogste punt van de Lokkerberg steken weer konijntjes over. Het was alweer een paar jaar geleden dat ze hier bij tientallen overstaken om in het sparrenbos te verdwijnen. Een virus heeft de afgelopen jaren flink huisgehouden onder de konijnen. Midden in een weide ontdek ik een vos die op zijn gemakske en wat slungelachtig in mijn richting komt lopen. Ik blijf rustig staan om hem zo lang mogelijk te kunnen observeren. Iets in me jubelt. Op minder dan 40 meter van me vandaan verschijnt hij op de rand van de weg, kijkt efkes rond, steekt het asfalt over en verdwijnt via de andere wei uit het zicht. Ik ben zielsgelukkig dat ik hem zolang heb mogen bewonderen. Het was al een jaar of twee geleden dat ik nog een vos in levende lijve heb mogen ontmoeten. Lekker zittend op een bermpaal geniet ik na en ben ik getuige van de verdere zonsopkomst. Een door de zon beschenen groep van 21 canadese ganzen komt via de Lokker laag over me heen gevlogen. Ja, dat vogeltellen blijft nog steeds een beetje in me zitten. Ik krijg het altijd wat koud als ik hun mooie, wat blaffende, roep hoor. Het is een genot te ervaren dat ze hier zijn en vooral omdat ze niet bang zijn. Mooie grote vogels die mij met hun suizende vleugelslagen zo vroeg in de morgen begroeten. Ook dat ervaar ik als een groot geluk.
Natuurtip: Augustus is een maand met langere nachten met veel dauw en zichtbaar meer paddenstoelen.
Terug naar overzicht