De weidebeekjuffer, blauwe molentjes boven de beek

(08-07-2006) Het is eind juni. Al enkele dagen ben ik van plan om naar het Merkske te rijden om daar de beekjuffers te ontmoeten en ze proberen te filmen. Tegen halfvijf ben ik onderweg, maar overal is er wel iets geblokkeerd en moet ik met een grote boog via Rijsbergen, Galder, Strijbeek naar Ulicoten. En overal is er dat zacht roze licht van de vroege morgen en zijn er de laaghangende nevels die als grote wollen dekens de laagten in het landschap vullen. Het lijkt erop dat het landschap nog slaapt. Uiteindelijk is de eindbestemming het Merkske. Ik ga er vanuit dat hier ook deze keer beekjuffers zullen hangen, immers de vorige keren dat ik hier bij het krieken van dag was, hingen zij hier te slapen. Het is een punt met ruigte waarin je heel gemakkelijk de juffers kunt vinden, zonder iets te vertrappen. Na een uur van intensief zoeken geef ik het op. Op weg naar de auto wil ik het liefst maar naar huis. Ik wist het immers zeker dat ik hier mijn mooie beeldjes zou maken. Ik had uit ervaring beter moeten weten, maar ja, het is de wens van de gedachte. De mooie roep van de wielewaal bezorgt me een zalig gevoel en ontlokt een brede glimlach. Dit alles doet mij anders te besluiten. Op deze plek, waar de populieren ruisen, klinkt de roep van de wielewaal het allermooist omdat het geluid wordt weerkaatst door de bladeren en zo zijn prachtige klank in het bos houdt. Ik rijd naar de brug bij Casterle. Bij deze brug zag ik de beekjuffers voorheen altijd boven het water paraderen. Alleen het water van het Merkske kabbelt verder en verder, maar ook hier geen spoor van een beekjuffer. Het is er mooi en vredig. Nadat ik me heb volgezogen met zoveel moois besluit ik om naar een andere plek van het beekdal te kuieren om daar mijn geluk te beproeven. Ook hier is er de schoonheid, de stilte, en het zilver van de morgendauw. Mijn "Mansgevoel" krijgt ruim baan als ik een vrouwtjesjuffer ontdek die zich op een neerhangende grashalm laat opwarmen. De morgenzon heeft haar ranke lijfje omgetoverd in smaragdgroen. Haar doorzichtige vleugeltjes in flonkerend goudbruin. Het is hier zo mooi, niets kan meer stuk. Een gevoel van de bevoorrechte Mans maakt zich van mij meester. Heel voldaan over zoveel geluk en schoonheid dat mij is ten deel gevallen, besluit ik om nog efkes naar ut Merkske zelf te gaan. Onderweg ontdek ik op een zeggeblad een zonnend mannetje. Hij is prachtig donker smaragdgroen van kleur. En dan die grote donkere groene vlek in zijn doorzichtige vleugels. Op minder dan een meter snort de film en sta ik oog in oog met zoveel schoonheid. In mijn binnenste juicht een groot geluk. Na tien seconden verdwijnt de beekjuffer uit de zoeker. Hij is heel efkes achter een vliegje aangegaan en keert hij op minder dan een halve meter van mij vandaan terug op een stengel. Door de andere lichtinval is hij plots van smaragdgroen naar donker korenbloemblauw veranderd. Zelfs zijn bolle facetoogjes zijn donker korenbloemblauw. Met een regelmaat vliegt hij achter voorbij vliegende insecten aan, om daarna weer op hetzelfde plekske terug te keren. Op zoveel schoonheid geraak ik niet uitgekeken. Terwijl ik in alle rust de in morgendauw glinsterende omgeving in me op neem, ontdek ik op een meter van me vandaan een zonnend vrouwtje. Zomaar twee sieraadjes binnen handbereik. Het mannetje heeft een met dauwdruppels versierd rietblad uitgekozen als uitvalsbasis voor voorbij vliegende insecten. Ook hier snort de camera vanuit alle hoeken en sta ik telkens opnieuw met ze oog in oog. Door mijn lichtblauw oog kijkend naar dat donker korenbloemblauw. Heel voldaan verlaat ik het beekdalweike. Op het laatste moment besluit ik om toch maar efkes naar de omgeving van de brug terug te keren. Mijn dag is goed. Boven het water molenwieken meerdere mannetjes. Zo snel als ik maar kan, haal ik mijn meegebrachte waadpak en ik laat me in de beek glijden. Ik voel het wat koude, stromende beekwater tegen mijn benen drukken. Enkele meters van mij vandaan heeft een mannetje zijn plekske op een wiegend blad van pijlkruid gevonden. Op minder dan een meter zet ik de camera van hem vandaan. Korenbloemblauw in de zoeker. Telkens wanneer een ander mannetje in zijn leefgebied komt, vliegt hij hem achterna om hem te verjagen. Wanneer een vrouwtje in zijn buurt komt, verandert hij ineens in een klein blauwe molentje. Na een reeks beelden te hebben gemaakt, ga ik lekker plat op mijn kont in de beek zitten om al dat moois op te kunnen zuigen. Dit noem ik geluk. Een ding is me vooral duidelijk geworden dat ik elk jaar op herhaling ga. Natuurtip: De vlindermaanden komen er aan, maar bedenk wel dat elke rups die u doodt, het nooit tot vlinder zal brengen.

Terug naar overzicht